Wout Hoeboer groeide op in Rotterdam en begon op zijn zestiende grafiek te studeren aan de Academie. Die grafische opleiding en de lessen van zijn leraar Piet Zwart hebben hem zijn leven lang beïnvloed. Na zijn opleiding belandde Hoeboer via Antwerpen en Brussel in Dilbeek, waar hij goed bevriend raakte met Jean Brusselmans en Victor Servranckx.
Wout Hoeboer behoort tot geen enkele kunstrichting, in die zin dat hij volledig zijn eigen ding doet, inspiratie put uit diverse kunststijlen en een synthese maakt van verschillende avant-gardebewegingen. Zo heeft hij de belangrijkste creatieve schokgolven van zijn tijd geabsorbeerd en herwerkt tot iets authentieks. Zijn werk verbindt met andere woorden zowel de grafische lessen van Piet Zwart als het kubisme van Juan Gris of de abstracte kunst van Wassily Kandinsky.
‘Ik ben een grote tegenstander van mooie kunstwerken. Kunst moet goed zijn, niet mooi. Hoe lelijker, hoe beter!’ Zo legt Hoeboer onder andere uit dat het materiaal zelf hem inspireert en dat hij heel snel werkt om het directe, het nieuwe tot expressie te laten komen. Dat is volgens hem ook het doel van het dadaïsme, de kunststroming die in zijn ogen nooit is geëindigd.
Hoeboer was een grote fan van Kurt Schwitters, een Duitser die beroemd werd met zijn collages waarin hij afval verwerkte. Hetzelfde zie je in Hoeboers hommages aan Schwitters, waarin hij bijvoorbeeld gescheurd krantenpapier gebruikt. Zijn assemblages bevatten ook houten en metalen voorwerpen.
In de jaren 70 komt het werk van Hoeboer in de buurt van action painting. De schilderijen laten zien wat er tijdens het schilderen zelf gebeurt. De compositie ontstaat uit de intuïtie van de kunstenaar en zijn spontane gebaren zijn duidelijk zichtbaar.